Marijn had het ooit eens ergens gelezen en het bleek te kloppen. Op de 29e februari mag een vrouw een huwelijksaanzoek doen. Helemaal officieel.’Je moet wel een beetje opschieten’, maande haar vriendin Christa haar aan. ‘Nog maar een week te gaan en mocht je het toch niet willen doen, dan moet je vier hele jaren wachten voordat je weer een poging kan wagen.’
De 29e februari
Schrikkeljaar. Eigenlijk best leuk verzonnen. Niet dat wij er ons als moderne vrouwen ook maar iets van aantrekken maar uit de Volkscultuur weten we dat een huwelijksaanzoek doen eigenlijk de taak is van de man.
Een oud rijmpje meldt: Heeft februari 29 dagen, dan mogen de meisjes de jongens vragen
Heerlijk achterhaald want zo werkt het vanzelfsprekend allang niet meer maar toch… trouwen he? En een aanzoek doen! Dat ligt toch nét even een beetje anders. Eigenlijk willen de meisjes gewoon ouderwets door onze kerels ten huwelijk gevraagd worden en bij voorkeur op klassieke- en anders op ludieke wijze.
Er mag champagne aan te pas komen en van een mooie ring met een grote diamant zijn we in de regel ook niet vies
Bij voorkeur willen we een aanzoek krijgen in een luxe restaurant of als het even kan in een luchtballon of nog fraaier… op een tropisch eiland. Er mogen tranen vloeien en omstanders mogen glimlachend klappen als je stamelend van ontroering JA fluistert maar helaas, zuchtte Marijn. Ik zie het Wietse gewoon niet doen. Het is niet eens zo dat hij niet trouwen wil, denk ik. Het komt gewoon niet bij hem op dus misschien moet ik dan toch maar…
En daar zat ze dan. Het was 29 februari en Marijn had met haar vriend afgesproken om nog iets te gaan drinken in hun favoriete kroeg
In haar jaszak bevond zich een klein doosje met daarin een gladde, zilveren ring. Ze ging het er op wagen en voelde zich vreemd zenuwachtig want wat als??? Wietse stond nou niet echt bekend als een romanticus. Zou hij in lachen uitbarsten of erger nog; boos worden en nét toen ze zich afvroeg of ze er wel wijs aan deed en het hele idee maar wilde laten varen kwam hij de kroeg inlopen. In zijn hand had hij een bos tulpen. Haar favoriete bloem en voordat ze begreep wat er gebeurde knielde hij voor haar hoge barkruk neer en sprak: Lieve Marijn, wil je met me trouwen?
En natuurlijk wilde Marijn dat
Maar hoe? wat? he??? ‘Ik hoorde je vorige week praten met Christa en vernam van je snode plannetje’, sprak Wietse. ‘Jullie praten nogal luid. Glaasje bubbels? Gezellig he? Had je het gedaan? Had je me echt gevraagd?’ Marijn moest hem het antwoord schuldig blijven. Ze zouden het nooit meer te weten komen.
Tekst: Anne Pennekamp